Toen buurman A 25 jaar geleden zijn huis kocht, plantte hij coniferen op de erfgrens. Deze groeiden uit tot een prachtige coniferenhaag. Op een dag kwam buurman B ernaast wonen. Wat er vervolgens mis ging, vertelt het verhaal niet. Maar dat het goed mis ging, is wel zeker.
Buurman B wilde niets meer van buurman A horen of zien. Hij vorderde dat de coniferenhaag werd gekapt, er een scheidsmuur van 2 meter hoog werd opgericht en dat buurman A daar de helft van zou betalen.
Volgens de wet (artikel 5:49 BW) kan buurman B dit inderdaad vorderen.
Pesterij?
Buurman A voerde verweer. Volgens hem was de coniferenhaag gemeenschappelijk eigendom en had hij evenveel rechten als buurman B, te weten: om deze te laten staan. Bovendien vond buurman A dat de coniferenhaag ook als ‘scheidsmuur’ kon worden gezien. Tenslotte vond hij de eis van buurman B gewoon ‘pesterij’.
Maar de Hoge Raad dacht daar anders over. Het wettelijk recht om een scheidsmuur op te richten, gaat niet verloren door het planten van een coniferenhaag; ook niet als deze er ruim 20 jaar staat. Er was ook geen afspraak gemaakt, waarin buurman B afstand had gedaan van zijn recht om zo’n scheidsmuur op te richten.
Dan weegt het wettelijk recht om een erf af te sluiten – alles om het eigendom en de privacy te beschermen – zwaarder dan het belang van buurman A om alles bij het oude te laten. Er was geen misbruik van recht en de eis was niet onredelijk.
Dus moest buurman A meewerken aan het kappen van de haag, het oprichten van de muur en ook nog de proceskosten betalen.
Soms is het recht hard, hard als een stenen muur.
Wilt u hier nu al meer over weten? Bel mij gerust op tel. 0172 – 42 41 72 of vul het contactformulier in.