Kan een bestuurder van een bedrijf door middel van het jaarlijks vragen van een ‘décharge’ aan de aandeelhouders voor altijd zijn straatje schoonvegen en dus niet meer aansprakelijk worden gesteld voor het gevoerde bestuur? Daarover heeft de rechter onlangs uitspraak gedaan. Advocaat ondernemingsrecht Matthijs Mulder vertelt in dit artikel over het onderwerp ‘décharge voor bestuurders’.
Bestuurders doen er verstandig aan dat zij bij het jaarlijks vaststellen van de jaarrekening ‘onbeperkte en onvoorwaardelijke’ décharge vragen voor het door hen gevoerde bestuur. Hiermee doet de vennootschap afstand van het recht om de bestuurders achteraf aansprakelijk te stellen op grond van art. 2:9 BW.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad mag en kan een bestuurder zich op deze décharge beroepen, ook als het gaat om bestuurshandelingen, die – opzettelijk of onzorgvuldig – nadeel hebben toegebracht aan de vennootschap (of stichting, of vereniging). Voorwaarde is wel dat de aandeelhouders (of leden van de vereniging) volledig bekend waren met deze handelingen.
Zaak: Lening aan zichzelf
In de zaak Parkdale moest de rechtbank oordelen over de volgende kwestie. De bestuurders van Parkdale hadden een bedrag van 600.000 dollar geleend aan een andere vennootschap. Zij hielden zelf de aandelen in die vennootschap. Het was dus in feite een lening aan zichzelf. De lening werd niet terugbetaald en er was geen verhaal mogelijk.
De rechtbank oordeelde dat sprake was van ernstige verwijtbaarheid van de bestuurders, omdat de lening was verstrekt zonder zekerheden te bedingen voor de terugbetaling ervan. Er was ook geen noodzaak of rechtvaardiging voor het verstrekken van de lening door Parkdale. Het paste ook niet in de doelomschrijving van Parkdale. Tenslotte neemt de rechtbank de bestuurders kwalijk dat zij wisten dat de vennootschap geen verhaal bood.
Finale kwijting
In hun verweer beriepen de bestuurders zich er op dat zij jaarlijks in de algemene vergadering van aandeelhouders finale kwijting kregen voor hun bestuursbeleid. Maar dat verweer hield geen stand, omdat kon worden vastgesteld dat de aandeelhouders niet bekend waren met die lening. De bestuurders hadden de lening in de jaarrekening opgenomen onder een andere naam. En de aandeelhouders werden pas achteraf bekend met de werkelijke gang van zaken.
De finale kwijting strekt zich dus niet uit voor het verstrekken van deze lening.
De bestuurders werden aansprakelijk gehouden voor de schade die Parkdale leed wegens hun verwijtbaar bestuurshandelen.
Wilt u hier nu al meer over weten? Bel mij gerust op tel. 0172 – 42 41 72 of vul het contactformulier in.